In de beginjaren hadden onze fietsen nog een 48 blad als kleinste blad op het crankstel. TWC ’s Stalen Ros had destijds ongeveer 60 leden. We wilden een keer naar de Ardennen.
De meesten hadden geen of nauwelijks klim ervaring maar toch gingen veel leden mee. Één van onze leden kon een vrachtwagen charteren van zijn vader. De fietsen er allemaal in en gaan.. Destijds nog over de Napoleonsbaan naar het zuiden.
Daar aangekomen waren er ook kasseienhellingen en soms lagen die er nog wat nat bij. Met heel veel kracht op de 48 en achter op de 23 begon het achterwiel natuurlijk de slippen en een aantal van ons viel dientengevolge plots naar de zijkant om met soms nog een domino effect ook. Gelukkig zonder veel erg.
Gelukkig waren er ook asfalt heuvels en ook de afdalingen dus. Snelheden van 60 tot 70 per uur waren geen uitzondering. De ervaren leden storten zich vaak naar beneden. Wachtend op de rest ongeveer 50 meter voor een T-splitsing kwam er één slingerend en zijn stuur trillend naar beneden. Hij had zijn handen bovenop het stuur en dus niet aan zijn remhendels. Die kun je dan echt niet meer bereiken en wit weggetrokken schreeuwde hij dat we hem moesten opvangen.
Dat gaat dus niet en met angst en beven zagen we hem op de T- splitsing af denderen. Het was nog druk ook en we zagen dat ie gelukkig nog net tussen 2 auto’s doorschoot. Rakelings langs een dikke eik op, tegen en over de prikkeldraad heen. We zagen hem en zijn fiets niet meer. Vol afgrijzen reden we er achteraan en moesten we even wachten voor de auto’s alvorens we over het prikkeldraad heen konden kijken. Tussen de geschrokken scharrelvarkens midden in een modderpoel geheel onder de krassen en het bloed liep ie met gebogen hoofd te zoeken in de blubzooi. We dachten dat ie effe helemaal de weg kwijt was maar desgevraagd wat ie aan het doen was antwoorde hij dat ie zijn gebit kwijt was. Wij zagen natuurlijk niks liggen maar hij kon het ook niet vinden. Uiteindelijk hebben we hem omhoog getrokken en zijn fiets natuurlijk ook. Verder fietsen was voor hem geen optie en de vrachtwagen, die we als volgwagen mee hadden kon hem en zijn fiets verder meenemen.
Iedereen geschrokken en een stuk voorzichtiger geworden. De hele route toch afgemaakt en moe maar tevreden weer naar huis. Een aantal bestuursleden zaten nog wat na te praten bij ’t Veerhuis wat destijds al ons vertrekpunt en aankomst “clubhuis” was. De eigenaar kwam melden dat er telefoon voor me was en ik vroeg, wie belt er mij nou hier. Ja… zei de eigenaar die kerel die gevallen was vandaag. Ik naar de vaste telefoon (er waren nog geen mobieltjes).
Ik schiet plotseling in de lach en na het korte gesprekje kwam ik terug bij het groepje. Hoe was het met hem? Ik zei goed. Hij heeft zijn gebit terug gevonden. Hè, wat? Waar dan?
Ik zeg; op zijn nachtkastje, het lag nog in een glaasje water!

